Montessori onderwijs

Uitgangspunten

Hieronder lichten we enkele belangrijke uitgangspunten van het Montessorionderwijs aan u toe:

De gevoelige periode: kinderen zijn in een bepaalde periode van hun ontwikkeling erg gevoelig om iets te leren. Tijdens zo’n gevoelige periode is het kind in staat met veel gemak iets onder de knie te krijgen, terwijl het later voor diezelfde vaardigheid meer moeite zou moeten doen. Wij proberen zo volledig mogelijk deze gevoelige periodes te benutten om daarmee het kind in staat te stellen zich in een optimaal tempo te ontwikkelen.

De voorbereide omgeving: de omgeving moet het kind prikkelen tot leren. Hoe meer de omgeving aangepast wordt aan de behoefte van een kind, des te meer zal het kind uit zichzelf aangetrokken worden tot de materialen en de oefenstof. Een logisch gevolg is, dat het kind meer zal leren, maar ook met meer plezier kan leren. Dit betekent, dat het materiaal goed zichtbaar en overzichtelijk in de lokalen moet staan opgesteld. De kinderen kunnen dan beter een zelfstandige keuze maken.

Het materiaal: het montessorimateriaal is een middel om zelfstandig werkend en handelend tot ontdekkingen te kunnen komen. Het is een schakel tussen doen en denken. Het kind is door de controle van de fout niet afhankelijk van de leerkracht want veel materiaal is zelfcorrigerend. We maken ook gebruik van digiborden en computers /tablets die aansluiten bij het onderwijs van deze tijd. Deze inrichting van het onderwijs zorgt ervoor dat wij met ons aanbod aansluiten bij de kerndoelen die zijn opgesteld door de inspectie van het onderwijs.

De 7 redenen om te kiezen voor Montessorionderwijs:
  1. Actief en uitdagen om zelf te ontdekken
    In de groepen is de ruimte zo ingericht en voorbereid dat een kind zelf actief kan zijn in het leren. Een veilige omgeving waar de natuurlijke nieuwsgierigheid van een kind wordt geprikkeld en waar talenten worden gestimuleerd. Een kind uitdagen om te gaan ontdekken en verantwoordelijkheid te nemen. Alles aangepast aan de ontwikkelingsfase waarin een kind zich bevindt.

  2. Eigen talenten en interesses ontwikkelen
    Ieder kind is uniek. Via hun gedrag laat een kind zien waar zijn/haar talenten en interesses liggen. De leerkrachten geven een kind zoveel mogelijk de ruimte om de eigen interesse te volgen en talenten te ontwikkelen in de eigen tempo. Dit wordt gestimuleerd door creatieve, kosmische en technische vakken veel aandacht te geven en te integreren met de andere (cognitieve) vakken als rekenen en taal.

  3. Plezier in leren, alleen en samen met anderen
    De samengestelde groepen bevorderen het samenwerken van kinderen van verschillende leeftijden. Kinderen ervaren hoe het is om jongste of oudste kind te zijn in een groep. Zo leren ze dat alle kinderen verschillen en leren die verschillen te accepteren: je mag zijn wie je bent. Omdat alle kinderen op hun eigen tempo mogen werken, valt het ook niet op wie verder in zijn ontwikkeling is en wie minder ver. Kinderen bewonderen elkaars resultaten en delen kennis.

  4. Keuzes maken en leren plannen
    Een kind kiest zijn eigen werk. Een kind wordt hierbij geholpen doordat de leerkrachten de groepslokalen optimaal inrichten en structureren. In de kasten maken we een onderverdeling in bijvoorbeeld motorische ontwikkeling en tekenontwikkeling, waarbij aandacht is voor de samenhang hiertussen. Wij volgen de ontwikkeling van het kind, zodat we weten wat het kind geleerd heeft en wat het gaat leren. Zo weet het kind duidelijker wat het wil en kan het in de omgeving vinden wat het nodig heeft.

  5. Kijken naar wat een kind kan en wil
    Het kind staat centraal. De leerkracht kent het kind goed. Door ook goed te kijken en te luisteren weet de leerkracht dan ook hoe hij/zij het kind kan begeleiden om zich optimaal te ontwikkelen. Het kind vertelt de leerkracht zelf wat het nodig heeft om zelf controle over het leven te krijgen, zelf goede keuzes te maken en zelf de dingen op een goede manier uit te voeren. Hierbij geeft de leerkracht het kind de mogelijkheid om alle facetten van zijn/haar persoonlijkheid te ontwikkelen.

  6. Leren met positief resultaat
    De eerste leerervaringen doen jonge kinderen op met concrete materialen. Naarmate kinderen ouder worden, krijgen ze gevoel voor symbolen als cijfers, pictogrammen en letters. Vervolgens denken en leren ze meer abstract. Bijna alle materialen bevatten de controle van de fout. Dit betekent dat het materiaal zelfcorrigerend is. Het kind kan zonder hulp van een volwassene zelf zijn fouten ontdekken en verbeteren. Dat stimuleert het zelfstandig werken. De kinderen leren fouten te zien als een uitdaging: maak van een fout je vriend.

  7. Je blijven ontwikkelen
    Montessorileerkrachten hebben zowel aandacht voor de intellectuele als voor de sociale ontwikkeling. Ze besteden veel tijd en aandacht aan de brede persoonlijke ontwikkeling van kinderen en aan de opbouw van een goede leef- en werksfeer. Kinderen leren verantwoordelijkheid te dragen in een doorgaande lijn: jonge kinderen in korte perioden met eenvoudige taakjes, oudere kinderen over langere perioden met complexere taken. Leerkrachten begeleiden de kinderen bij de uitvoering van deze taken en het maken van keuzes. De kinderen krijgen hierdoor zelfvertrouwen en blijven gemotiveerd om te leren.